A new Vermeer/Van Meegeren revisited


2016-2022

4 colored-in collages

mounted on

museum board

+ text

(one work)


each collage

80 x 60 cm

Luuk Wilmering

     Bij ons thuis deed vroeger een verhaal de ronde over mijn grootvader Henri Küppers. Het ging over een vriendschap die in de oorlogsjaren ontstond tussen hem en de kunstschilder

Han Van Meegeren, die later vooral bekend zou worden als Vermeervervalser. Ik vermoed dat het contact tussen die twee is ontstaan nadat Van Meegeren in 1943 het huis Keizersgracht 321 had gekocht, dat op een steenworp afstand lag van het bedrijf van mijn grootvader. Hoe die vriendschap er verder precies heeft uitgezien weet ik niet. Ik weet alleen dat mijn grootvader een mondaine joviale man was die ruimhartig en gemakkelijk kon omgaan met anderen. Een flamboyante geest die andere kleurrijke figuren aantrok.


     Mijn grootvader was eigenaar van een succesvol confectiebedrijf en hij hield daarnaast van kunst. In 1937 was hij zijn bedrijf begonnen op Keizersgracht 6, maar in september 1940 verhuisde hij met het kantoor en de showroom naar Keizersgracht 278 en de ateliers naar Kloveniersburgwal 31. Eerst nog onder de naam Küppers Rokken Industrie, later als Küppers Confectie Industrie.

     In de showroom aan de Keizersgracht toonde hij naast confectiemode ook kunst… oude kunst. Zijn smaak was nogal behoudend. In die showroom hingen wisselend schilderijen uit de Nederlandse romantiek en de Haagse school. Volgens de anekdote, die mijn moeder regelmatig vertelde, heeft mijn grootvader ook minstens één keer een schilderij via Van Meegeren getoond. Mijn moeder was er heel stellig in dat het daarbij om –naar later is gebleken– een vervalsing van Vermeer ging. Ik weet niet precies welk schilderij het is geweest en ik weet zelfs niet eens of het allemaal wel klopt, maar dit verhaal ken ik al vanaf mijn vroege jeugd. Het kwam door de jaren heen telkens weer terug wanneer op de een of andere manier schilderkunst ter sprake kwam of de tekening van het hertje van Van Meegeren, dat op de slaapkamer van mijn zussen hing.

     Na de dood van Van Meegeren in 1947 zou mijn grootvader ook nog verschillende spullen uit zijn atelier hebben opgekocht, vertelde mijn moeder dan altijd, zoals een werktafel die een oom die toen een beginnende beeldhouwer was nog jarenlang in zijn atelier heeft gebruikt.


     Als deze anekdote bij ons ter tafel kwam werd altijd een beetje gniffelend om gelachen met een licht gevoel van gȇne.